donderdag 26 maart 2015

Afscheid van broer Piet


Lieve Piet,

De laatste dagen was ik druk met het opzoeken van foto’s en oude dia’s, waarop beelden van jou te zien waren. Broer Frans maakte daar een beeldverhaal van met jouw leven in de hoofdrol.
Verschrikkelijk veel foto’s van verjaardagen, reünies en andere festiviteiten. Heel veel gezichten gleden op het scherm aan mijn oog voorbij, maar het vereiste flink wat speurwerk om dat van jou daar tussen te vinden.
Gaande weg realiseerde ik me dat jij het op de een of andere manier klaar wist te spelen om ergens te zijn, maar tegelijkertijd niet gezien te worden. Een beetje zoals de situatie hier:
Je bent er wel. Maar toch ook weer niet.
Ik moet echt heel goed mijn best doen om te vertellen: Wie was mijn oudste broer Piet? 

De oudste dus! Het eerstgeboren kind van Vader en Moeder en daarmee kreeg je al jong veel verantwoordelijkheid op je schouders, want na jou werden nog negen kinderen geboren waarvan jij altijd de wijste en de grootste moest zijn. Eigenlijk waren jij en mijn zus Lenie meer assistent ouders van Vader en Moeder in plaats van kinderen waar ze voor moesten zorgen.
De ambachtsschool kon er nog net af, maar daarna moest je mee helpen om geld binnen te brengen, om dat grote gezin overeind te houden.
Natuurlijk hebben we ook veel gelachen. Bijvoorbeeld toen we als gezin een geluidsband vol moesten praten voor onze broer André. Ver over zee. Moeder zenuwachtig bij de recorder. Knopje aan. Knopje uit. Iedereen stil en dan moest jij als oudste met je verhaaltje beginnen. Je eindigde met:
‘Dit was je broer Piet,’
En ja hoor Anton kon het niet laten:


‘Knaak als je hem er af schiet.’ Riep hij er vlug achteraan. Moeder liet het er niet bij zitten en alles moest weer opnieuw. Terugspoelen. Knopje uit. Knopje aan. Daar waren we dan een hele zondagmiddag druk mee.
Zo heb ik meer herinneringen b.v. aan je opvoedende kwaliteiten. Een knie onder mijn stuitje omdat ik ruzie maakte met Jan en Anton over het verlies van knikkers. Ach ja het hoorde er allemaal bij.

Hoe je op een zaterdagmiddag met een plunjezak op je schouder als soldaat het huis binnenstapte. Baret schuin op je hoofd. Indrukwekkend vond ik dat.
Je liefde voor dieren, voor honden, voor Polly. Jouw hond, die je af moest staan omdat het veel te druk was: tien kinderen en een hond.
Geen traan. Geen krimp. Gehoorzaam droeg je de hond over aan Opa en Oma.



Misschien ben ik dan nu toch bij jouw handelsmerk aangekomen.
Flink zijn! Geen emoties! Niemand je pijn, je verdriet laten zien. Altijd een grote jongen zijn!

Lieve Piet,
Ik heb de laatste jaren af en toe voor je mogen zorgen. Je zwak worden van dichtbij meegemaakt. Gezien hoe de kwetsbaarheid, die samen gaat met het eindigende leven, steeds meer bezit van je nam.
Af en toe hebben we samen, armen om elkaar, op de bank zitten huilen. Mocht ik even je tranen zien. Maar meer toch was je de stoere vent, die voor het bezoek zijn bed uit kwam. Met rechte rug op de bank.

Je wilde je gewoon niet laten kisten.
En nu lig je dan eindelijk hier. Tussen ons in.

Ik denk terug aan mijn laatste bezoek. Hoe ik je achter liet.

Alleen. Doorschijnend als het licht dat door het raam de kamer binnen viel.

Aan je woorden, die je bijna vragend tegen mij sprak:

‘Vergeet me maar niet!’









naschrift: dit zijn mijn afscheidswoorden aan mijn broer Piet. Uitgesproken tijdens de avondwake en begrafenisdienst. 

maandag 2 maart 2015

Ik worstel en ga onder






Zijn laatste dagen zijn geteld. De prostaatkanker heeft mijn oudste broer uiteindelijk toch te grazen genomen. Een chemokuur heeft niet meer mogen baten. Behalve dan dat het zijn laatste levensjaar flink heeft verziekt. De radiumkuur die de pijn in zijn botten moet verzachten, is stop gezet. Zijn bloedwaarden liggen helemaal overhoop en de laatste bloedtransfusie heeft geen merkbaar effect. En dan zo helemaal op het einde wordt die verdomde prostaat toch nog weg geschraapt. Een volle blaas en niet kunnen plassen. Een katheter. Bloedingen. Heen en weer vliegen tussen huis en ziekenhuis heeft tot dat besluit geleid. Hij heeft het overleeft, mijn broer. Maar voor hoe lang?
'Hier hoeft u niet meer terug te komen,' hebben ze tegen hem gezegd.
'En wat nu?' Antwoordde mijn broer.
De huisarts neemt de zorg over. Die zal op de hoogte worden gebracht. Met een buikkatheter is hij thuis gekomen.
Geen hoop meer! Mijn broer kan het niet geloven. Hij wil niet dood. Hij wil leven!
Wie kan zijn eigen dood begrijpen? Mijn broer zeker niet. Wij verdenken hem er toch al van dat hij op tweejarige leeftijd in zijn nee fase is blijven hangen. Alles wat niet in het straatje past wordt weggeveegd.

Tien dagen en nachten ben ik bij hem geweest. Zijn dochter die de klus vooral moet klaren, hebben we (met dikke kringen onder haar ogen) samen met manlief en vier puberkinderen eerst nog even op wintersport gestuurd.
Met behulp van de jongste dochter heb ik voor hem gezorgd. Geprobeerd er wat eten in te krijgen. Insuline spuiten. Bloedsuikerprikken. Medicijnen laten slikken. Urinezakken verwisselen.
Op de gevoelige plaat heb ik het allemaal vastgelegd; wankelend en schuifelend naar het toilet. Hijgend en steunend met iemand achter hem de trap op naar boven voor een douchebeurt. Nakend en vervallen op een douchestoel onder de waterstraal. Bibberend op de rand van het bed. Wachtend op insmeren met de anti-doorlig crème. Op schone kleren. Zijn natte haartjes recht overeind.
En later weer beneden zijn portret, liggend in bed alsof hij al is overleden. Zijn ogen gesloten. De mond half open met een valse grijns van het kunstgebit.

Komt er bezoek dan wil hij uit bed. Branieachtig loopt hij van het bed naar de bank. Nee magere Hein krijgt hem niet te pakken. Mij vraagt hij wat ik daar eigenlijk bij hem in huis komt doen? Hij heeft mijn hulp niet nodig: 'Ga maar naar je zus. Als ik moe ben ga ik zelf wel naar bed.' En het eten moet ik zelf maar nuttigen: niet te vreten! Stoer brengt hij de vuile kopjes naar de keuken en zet het hele huis in donker als ik 's avonds laat mijn hond uitlaat.
's Nachts zoekt hij verward de WC. Denkt - met een urinezak in zijn handen - dat hij moet plassen. Moet poepen en krijgt de boel niet meer schoon.

Mijn broer! Vanmorgen heb ik hem in bed gewassen. Hij is zo moe. Alsof hij 200 jaar oud is. 'Hoe ken dat nou?'
Ik weet dat hij het antwoord uit mijn mond niet wil horen. Omhels hem. Aai hem over zijn hoofd, waar de chemo zijn haar weer heeft laten groeien.

Zijn dochter is uitgerust en ontspannen thuisgekomen. Ook ik ben naar mijn huis teruggekeerd. 'Bedank voor je bezoek,' heeft hij bij het afscheid tegen me gezegd.
Ik heb niets terug gezegd. Mijn gedachten voor me gehouden. En nu ik dit allemaal opschrijf, kan ik eindelijk huilen. 




Naschrift
Mijn broer is in de vroege morgen van 19 maart overleden en op 25 maart ter aarde besteld.