deze slordige aquarel op slecht (te oud ) papier.
donderdag 30 mei 2013
donderdag 9 mei 2013
Belichtingstijd: Julia - slot
Julia was voornamelijk gevormd door de enige liefde
die ze kende, die van haar moeder. Ze noemde het een voorwaardelijke liefde.
Alleen als ze voldeed aan het beeld van de ideaal dochter werd ze door haar
moeder gewaardeerd. Haar moeder wilde geen zoon, maar het meisje dat
zelfstandig, vrolijk, sterk, impulsief, intelligent, de man de baas was. Haar
moeder wilde een dochter waarin zij een verlengstuk, een voortzetting van haar
eigen strijd tegen de mannen vond. Ze bewonderde Julia’s scherpe
analyserende kritiek op mensen en Julia’s vermogen in extremen te leven,
te lijden en anderen te laten lijden. Ze veronderstelde dat het een bewijs was
van een diep emotioneel gevoelsleven.
Julia noemde het de bewondering voor haar demon. De eerste tien jaar van haar leven had ze zich schuldig gevoeld als anderen haar prezen om haar liefheid en aardigheid, terwijl ze van zichzelf wist dat ze niet lief en aardig was. Daarna veranderde ze haar houding: bekende tegen iedereen haar gemeenheid, toonde hen die. Vanaf haar twaalfde jaar zocht Julia in andere mensen naar hun zwakheden, naar hun negatieve eigenschappen, vergrootte deze uit en stelde ze aan de kaak. Ze wilde een leven van extremen. Kwaad, lijden, vreugde, goedheid, dat alles hoorde bij het leven, dacht ze toen, en alleen als ze in staat was dat te accepteren zou ze intensief en eerlijk kunnen leven.
Terugdenkend aan die tijd dacht Julia nu, dat haar moeder te
intelligent was om het positieve in zichzelf en anderen als christelijke
goedheid te zien. Het was wel terecht dat, de motieven uit haar psychische
onderbewuste haar een gevoel gaven dat het ‘goede’ niet zuiver was, maar
onterecht dat, zij zich daardoor van het positieve afwendde.
Haar moeder,
vertelde ze mij, maakte de vergissing positief aan goed te koppelen en het was
juist daarom dat Julia Henry Miller zo fantastisch vond, omdat hij deze beide
symbolen in hun betekenis aan elkaar ontkoppeld had. Anaïs Nin leefde met deze
zelfde ontkoppeling van goed en positief maar streefde er tegelijkertijd naar
het positieve in anderen en zichzelf te versterken omdat dit meer geluksgevoel
zou geven.
Julia adoreerde Anais Nin en raadde iedereen in haar
omgeving aan haar dagboeken te lezen. Ze gaf mij het eerste deel cadeau en
vroeg steeds of ik het al gelezen had. Ik ergerde mij aan Anais’ liefheid en
het literaire kringetje waarin ze zich bewoog verveelde mij.
Julia wilde dat niet accepteren. Ze
verweet mij een zelfde soort liefheid, maar dat ik die niet doorprikte en niet
erkende als neurose. Ze verwees mij naar ‘Scènes uit een huwelijk’ van Ingmar
Bergman. In het bijzonder naar de scène waarin Liv Ullmann - in haar rol van
Marianne – bekende, dat ze altijd lief was geweest, dat ze altijd had voldaan
aan de wil van de ander en had geleefd zoals haar moeder of haar echtgenoot
wilde. Dat ze leefde, maar nooit naar haar eigen wil en dat bezegelde met de
woorden; ‘dat was mijn liefheid, vals en laf.’
Het was in de tijd dat iedereen hoog weg liep met het boek
‘fear of flying’ van Erica Jong. Julia begreep er niets van. Op pagina 33
aangekomen vertelde ze mij dat ze het een erg slecht boek vond. Ten eerste kon
Erica Jong niet schrijven. De seks die ze beschreef liet haar volledig koud,
terwijl Henry Miller of Anais Nin hun woorden zo wisten te kiezen dat je
wel opgewonden moest raken als je een erotische scène las. Ten tweede vond ze
Jong cynisch, hard, agressief. Niet geïnteresseerd in mensen, alleen in het
manifesteren van zichzelf en het uitleven van haar boosheid. Bovendien vond ze
haar niet erg intelligent.
Het feit echter dat haar boek een
bestseller was, wees er misschien wel op dat veel vrouwen zich van hun
gekunstelde liefheid bewust werden. Deze bewustwording riep kwaadheid op.
Kwaadheid op de man die hen zo graag in die rol zag.
Tot in de kleine uurtjes discussieerden we verder over
man/vrouw verhoudingen, over de invloed van culturen, normen, waarden en wat
dat alles voor ons - jonge vrouwen - betekende. We wilden
machtsverhoudingen veranderen en de wereld bereizen. Het persoonlijke werd
politiek.
Julia had zich voorgenomen om nooit te trouwen, maar over
een paar jaar wilde ze wel een kind. Ze fantaseerde dat wij, tegen die tijd,
samen in één huis zouden wonen en dat ook ik een kind kreeg. Op die manier
konden we onafhankelijk van mannen voor onze kinderen zorgen en tegelijkertijd
het benodigde geld verdienen.
Julia was de eerste persoon in mijn omgeving die
de noodzaak van trouwen, voor het krijgen van kinderen, doorbrak.
vrijdag 3 mei 2013
Belichtingstijd: Julia
Foto’s. Ansichtkaarten. Herinneringen. Ze horen bij een
bepaalde tijd: je was al weg uit huis of woonde nog bij je ouders, maar wel in
de periode dat je grote broer al naar Brazilië was vertrokken. Je was nog een
klein kind, of juist een moeilijke puber. Kennelijk trekken sommige
megagebeurtenissen een grens in je geheugen, waardoor je persoonlijke
geschiedenis in stukken uiteen valt. Er zijn gebeurtenissen in mijn leven, die
niet alleen belangrijke historische momenten markeren maar, die van mij een
ander mens maakten. Zo is de Jana van: toen leefde Jaap nog,
iemand anders dan de Jana van: toen was Jaap al dood, en de Jana van: nog
voor de kinderen, is iemand anders dan de Jana van: toen waren de kinderen
er.
Julia leerde ik kennen op het Goois Avondlyceum in
Hilversum, toen Jaap al dood was, maar het was nog voor de kinderen. Aan het
begin van het voorlaatste schooljaar zat ze plotseling in de klas. Ze trok
direct mijn aandacht. Groot. Uitspringende jukbeenderen. Ogen als kastanjes,
die rijp van de boom gevallen, net uit hun omhulsel waren geplukt. Schichtig
keek ze om zich heen. Zwart haar danste rond op haar schouders. Haar mond was
als een hart van vlees dat klopte, terwijl ze praatte. Mooie Julia!
Intelligente Julia! Ze las: Dylan Thomas, Henry Miller, Anais Nin met als
tussendoortje Agatha Christie's en alles in het Engels. We werden vriendinnen;
zaten in onze kamers met wat kussens op de grond, dronken kleine slokjes
cointreau uit platte glaasjes en vertelden elkaar over ons ouderlijk nest.
De moeder van Julia was een gerenommeerd schrijfster
en lid van De Pen, die, eenmaal bezig aan een boek, zich door
niets of niemand liet storen. Julia herinnerde zich haar vooral als mammie
die in een stoel met een schriftje op haar schoot geconcentreerd zat te
schrijven. Het huis om haar heen verkeerde in grote wanorde en Julia, wijs
geworden door de bevreemde blikken van vriendjes en vriendinnetjes, had geen
speelkameraadjes meer mee naar huis durven nemen.
Haar twee jaar oudere zusje Titia zal zestien of zeventien jaar geweest
zijn, toen ze het op een dag vertikte om uit haar bed te komen. Geduldig
afwachten, vriendelijk vragen, boos worden, niets had geholpen. Titia trok het
laken over haar hoofd en keerde haar ouders en de hele samenleving de rug toe.
De spanningen in het gezin liepen hoog op. Artsen, psychologen en pedagogen
werden geraadpleegd. Ten slotte waren ze bij de psychiater Jan
Foudraine terechtgekomen, die in 1971 grote bekendheid zou krijgen met
zijn boek Wie is van hout… Titia verbleef een jaar lang in zijn kliniek
en Foudraine kreeg haar in letterlijke en figuurlijke zin weer aan de praat.
Julia had erg onder die situatie geleden. Behalve dat er nog minder aandacht voor haar persoon was geweest, verweet haar moeder haar, dat ze mede oorzaak was van het instorten van haar zusje. Zo zou Julia vanaf haar geboorte een zeer dominant kind geweest zijn, dat alle aandacht in het gezin voor zich alleen opeiste en haar zusje voortdurend had overvleugeld.
Julia had erg onder die situatie geleden. Behalve dat er nog minder aandacht voor haar persoon was geweest, verweet haar moeder haar, dat ze mede oorzaak was van het instorten van haar zusje. Zo zou Julia vanaf haar geboorte een zeer dominant kind geweest zijn, dat alle aandacht in het gezin voor zich alleen opeiste en haar zusje voortdurend had overvleugeld.
Op het moment dat ik Julia leerde kennen, was het huwelijk
van haar ouders al gestrand. Pappie woonde samen met Tante Hetty
en haar drie dochters. Julia had een hekel aan ze: Tante Hetty was een
ijskonijn, waarvan ze de onzijdigheid benadrukte door over haar te spreken als het
Hetty. De dochters aanstellers. Haar vader bezocht ze af en toe op zijn werk in
het Stedelijk Museum. Op een keer nodigde ze me uit om mee te gaan. Julia leek
op haar vader. Een grote slanke man van begin vijftig met een gevoelige mond
en, zo constateerde ik, de neus met het plateautje waar ze zo’n hekel aan had,
was een genetische erfenis van hem. Niet lang daarna werd hij getroffen door
een hartinfarct. Tante Hetty vond hem ’s morgens in de tuin. Hij lag voorover
met zijn gezicht in de vijver. Julia deelde het onbewogen aan mij mee alsof
haar vader niet die morgen, maar al lang geleden gestorven was.
De enige keer dat ze haar vader daarna ter sprake bracht was
in een brief. Ze schreef: vandaag is mijn vader jarig. Ik denk aan hem met
gemengde gevoelens. Want juist op zijn verjaardag wilde ik naar hem toe, aardig
voor hem zijn. Dat kon ik de laatste jaren niet. Ik deed niets. Schreef hem
niet omdat ik dan aan het Hetty en hem schreef, kwam niet, omdat ik dan bij het
Hetty op bezoek moest.
Abonneren op:
Posts (Atom)